Wanneer is toestemming niet nodig?
Nieuwsberichten en reportages
WANNEER IS TOESTEMMING NIET NODIG?
De Auteurswet kent twee specifieke beperkingen ten behoeve van de nieuwsvoorziening: de nieuwsexceptie in artikel 15 en de reportage-exceptie in artikel 16a. De gedachte achter deze twee beperkingen is het belang van informatievrijheid in een vrije samenleving. De nieuwsmedia moeten het publiek daarbij zo snel en volledig mogelijk kunnen informeren over nieuwswaardige gebeurtenissen. Een onbeperkte toepassing van het auteursrecht zou die doelstelling te veel belemmeren. De nieuwsexceptie geeft de pers en de audiovisuele media het recht om nieuwsberichten, gemengde berichten en artikelen over actuele, economische, politieke of godsdienstige onderwerpen van elkaar over te nemen. Onder het begrip pers vallen in dit verband dag-, nieuws- of weekbladen, tijdschriften en papieren knipselkranten die met een zekere regelmaat verschijnen. Digitale knipselkranten kunnen dus geen beroep doen op de regeling van de nieuwsexceptie. Onder audiovisuele media vallen uitzendingen via radio, televisie en internet. Wonderlijk genoeg geeft de wet geen duidelijkheid over de betekenis van het begrip nieuws. Het is dan ook moeilijk om een grensafbakening te geven tussen wat wel en niet onder dit begrip valt. Duidelijk is wel dat de nieuwsexceptie geen betrekking heeft op het gebruik van oude (archief)beelden.
De meeste auteursrechtjuristen gaan er vanuit dat foto's en andere illustraties zijn uitgesloten van de nieuwsexceptie. Niettemin zijn er ook juristen die daar kanttekeningen bij plaatsen. Zij menen dat fotobeelden wel degelijk als nieuwsberichten kunnen worden aangemerkt en daarom ook onder de nieuwsexceptie vallen. Helaas heeft de wetgever zich op dit punt nooit expliciet uitgelaten. Veronderstellen we het gelijk van de meerderheid, dan kunnen fotografen dus altijd bezwaar maken tegen het overnemen van in de pers verschenen foto's in andere media zoals kranten en televisieprogramma's zonder hun toestemming. Dat geldt niet alleen voor nieuwsprogramma's zoals het Journaal, maar ook voor spelletjesprogramma's zoals 'Dit was het nieuws'. Omroepen mogen om dezelfde reden ook geen fragmenten van elkaar overnemen wanneer die foto's bevatten. Andersom mag een krant met een beroep op de nieuwsexceptie wel weer een zogenaamde 'freeze frame' uit een televisieprogramma afdrukken. Een stilstaand filmbeeld is in juridische zin namelijk iets anders dan een foto 6.
De reportage-exceptie is eveneens bedoeld om te voorkomen dat het auteursrecht de nieuwsvoorziening te veel zou doorkruisen. Maar anders dan de nieuwsexceptie heeft de reportage-exceptie geen betrekking op het overnemen van nieuwsberichten uit andere media, maar op het maken van nieuwsbeelden. Met name voor fotojournalisten is deze beperking belangrijk aangezien hun foto´s vaak onvermijdelijk auteursrechtelijke werken van anderen in beeld brengen. Denk hierbij aan foto´s van tentoonstellingen, musea, optochten, sportwedstrijden en dergelijke. De reportage-exceptie vereist dat het gaat om een korte opname, weergave en mededeling ervan in het openbaar in een foto-, film-, radio- of televisiereportage, voor zover dat nodig is voor het behoorlijk weergeven van de actuele gebeurtenis die het onderwerp van de reportage uitmaakt. Indien redelijkerwijs mogelijk moet de bron, waaronder de naam van de auteur, duidelijk vermeld worden. Net als bij het begrip 'nieuws' geeft de wet ook nu geen duidelijkheid over de betekenis van het begrip 'actueel'.
Kan de foto ook zelf een onderwerp van de reportage-exceptie zijn? Ja, maar het komt feitelijk niet vaak voor. Voor een juiste beantwoording van deze vraag is het volgende belangrijk. Een actuele foto is nog niet hetzelfde als een foto die het onderwerp van een actuele gebeurtenis is. Verreweg de meeste foto's zijn actueel vanwege de gefotografeerde gebeurtenis die erop te zien is. Niet vanwege de foto zelf! We moeten dus concluderen dat een actuele nieuwsfoto op zichzelf niet onder de reportage-exceptie valt. Daarvoor is nodig dat de foto zelf mede een actuele gebeurtenis belichaamt. Daarvan zou bijvoorbeeld sprake kunnen zijn wanneer tijdens een fototentoonstelling een gestoorde bezoeker een foto zou vernielen. Of wanneer een persfoto bekroond wordt met een prijs zoals de World Press Photo of de Zilveren Camera. We mogen aannemen dat in die gevallen de vernielde c.q. bekroonde foto in aanmerking komt voor de reportage-exceptie.
Het voorgaande komt er in de praktijk op neer dat de media zelden zonder toestemming een foto mogen gebruiken. Zo maakte de fotograaf R.P. Dijkstra in 1993 een foto van een op straat liggend lichaam van een vermoord meisje. Dijkstra had de foto exclusief aan het dagblad De Telegraaf geleverd. De televisiezender RTL 4 toonde de foto vervolgens enkele malen in haar programma's zonder toestemming van de fotograaf. Dijkstra liet het er niet bij zitten en stapte naar de rechter. RTL 4 beriep zich allereerst op de nieuwsexceptie. De rechter maakte met dit verweer korte metten want zoals gezegd is deze beperking niet van toepassing op foto's. Daarna probeerde de omroep het met de reportage-exceptie. Opnieuw was de rechter onverbiddelijk. De media mogen foto's niet zonder toestemming overnemen, ook al zijn die foto's actueel. De rechter onderstreepte dat het voor het behoorlijk weergeven van de moord niet noodzakelijk was de foto zelf te publiceren. Kortom: RTL 4 had inbreuk gemaakt op het auteursrecht van de fotograaf.
Een jaar later ging RTL 4 opnieuw in de fout. Deze keer had de zender een foto getoond van het blussen van een brand in een chemische fabriek zonder toestemming van fotograaf Mooij. Wederom was er volgens de rechter geen sprake van de reportage-exceptie. En in 2003 werd SBS6 door de rechter terug gefloten na het gebruik van enkele foto's van fotograaf P.F. Schirmeister in het televisieprogramma 'De Waarheid' [noot 44]. Ook nu wees de rechter een beroep op de reportage-exceptie van de hand.
Nog een voorbeeld van een onterecht beroep door de media op de reportage-exceptie betreft een rechtszaak uit 1985 tussen het weekblad Aktueel en de Amerikaanse fotograaf Lee Friedlander. Het blad had zonder toestemming van de fotograaf drie naaktfoto's van Madonna gepubliceerd, gemaakt toen de zangeres nog onbekend was. De foto's kwamen pas boven water toen Madonna inmiddels wereldberoemd was geworden. De bladen Playboy en Penthouse waren in Amerika in een concurrentiestrijd gewikkeld over de primeur van het publiceren van deze naaktfoto's. Aktueel meende dat het 'nieuws' van deze bladenstrijd een vrijbrief gaf om tot publicatie van de foto's over te gaan. De rechter oordeelde echter dat voor een behoorlijke weergave van dat nieuws het publiceren van de foto's zelf niet noodzakelijk was. Het feit dat een foto actuele publiciteitswaarde heeft, betekent niet dat die foto zonder toestemming van de auteur mag worden gepubliceerd. Nu de actuele gebeurtenis niet bestond uit de foto's zelf, maar vooral uit het bloot poseren en het onthullende karakter ervan, wees de rechter het beroep op de reportage-exceptie af. Zoals we in de volgende paragraaf zullen zien, had Aktueel meer succes met een beroep op het citaatrecht.
Citaten
Het is onder bepaalde voorwaarden toegestaan om zonder vergoeding teksten en beelden aan te halen of te citeren. Dit citaatrecht is vastgelegd in artikel 15a van de Auteurswet. Iedereen − dus niet alleen de nieuwsmedia − mag een auteursrechtelijk werk gebruiken in een aankondiging, beoordeling, polemiek of wetenschappelijke verhandeling of in een uiting met een vergelijkbaar doel. Net als bij de nieuws- en reportage-exceptie wordt ook op deze beperking meer dan eens ten onrechte een beroep gedaan. Zo mag een krant bij een artikel over een optreden van de Rolling Stones niet zonder toestemming van de fotograaf een foto van het concert afdrukken. Alleen als de fotograaf of afgebeelde foto onderwerp zijn van het artikel kan de foto worden beschouwd als een citaat. Hetzelfde geldt voor een artikel over het oeuvre van een kunstenaar. Het afbeelden van foto's van diens werk bij het artikel valt, althans waar het de kunstwerken betreft, weliswaar onder het citaatrecht. Maar het laat de auteursrechten van de fotograaf op de foto's van die kunstwerken onverlet. Zijn toestemming is dus nog steeds vereist.
Anders is het als een krant aandacht schenkt aan het repertoire van een fotograaf. In zo'n geval mag de krant bij het artikel wel een of enkele foto's van die fotograaf als citaat afbeelden. Maar ook dan stelt de wet een aantal strenge eisen aan het gebruik van een foto als citaat. Allereerst moet het citaat betrekking hebben op serieuze berichtgeving, bijvoorbeeld kritieken, recensies of soortgelijke doeleinden. Voorts moet een citaat afkomstig zijn uit een rechtmatig openbaar gemaakt werk. Het is dus niet toegestaan om foto´s te citeren die nooit eerder of op onrechtmatige wijze in de openbaarheid zijn gebracht. Maar vooral moet een citaat een dusdanig ondergeschikt onderdeel van de publicatie vormen dat de foto redelijkerwijs niet als een zelfstandige exploitatie kan worden beschouwd.
In een rechtszaak uit 1990 had uitgeverij Malmberg in het schoolboek Zienderogen Kunst zonder toestemming acht reproducties opgenomen van werken van beroemde beeldend kunstenaars (onder wie Van Koningsbruggen, Picasso, Esscher, Matisse en Rietveld). Malmberg wilde hiervoor niet betalen en beriep zich op het citaatrecht. De rechter besliste echter dat de illustraties veel meer waren dan een citaat. Zij dienden als onontbeerlijk oefenmateriaal ter verwezenlijking van het doel van het boek: de lezer beter te leren kijken. Nu de reproducties een zeer zelfstandige functie hadden en naast de tekst een zelfstandige plaats innamen, was volgens de rechter niet voldaan aan de eisen voor een beroep op het citaatrecht. Het gebruik van een illustratie als citaat moet immers een ondergeschikt onderdeel van de tekst vormen.
In een uitspraak uit 1992 tussen Trouw en de illustratrice Henriëtte Damave scherpte de rechter het criterium om te mogen citeren verder aan. De krant had een bespreking van het boek De groeipijnen van Adriaan Mole gepubliceerd. In dat boek stonden vier tekeningen van Damave, terwijl zij ook de omslagillustraties had gemaakt. De boekbespreking in Trouw bevatte een van de tekeningen van Damave met het bijschrift: 'Illustraties uit De groeipijnen van Adriaan Mole van de hand van Henriëtte Damave.' Damave vond dat de reproductie van haar tekening in Trouw de grenzen van het citaatrecht te buiten ging. De rechter ging na of het gebruik van het citaat 'functioneel' en 'proportioneel' was binnen de context van de boekbespreking. Hij overwoog dat de tekst van de bespreking niet per se hoeft in te gaan op de illustratie zelf. Wel moet er op een of andere wijze een verband tussen de tekst en de illustratie zijn, bijvoorbeeld door plaatsing van een onderschrift. Trouw had in dit geval dus correct gehandeld. De rechter benadrukte in dit kader wel dat een afbeelding nooit in overwegende mate de functie van versiering mag krijgen.
Verder moet de gebruiker van een citaat altijd de persoonlijkheidsrechten van de auteur in acht nemen. Dit betekent onder meer dat het niet is toegestaan om wijzigingen in de foto aan te brengen. Op grond van een wijziging van de Auteurswet in 2004 zal de bron en de naam van de fotograaf 'voorzover redelijkerwijs mogelijk' moeten worden vermeld. Dit staat dus los van het normale gebruik van een foto – dus niet een citaat – waarbij naamsvermelding van de fotograaf altijd verplicht is.
In 2000 speelde een rechtszaak over het gebruik van fotocitaten. Volgens de rechter had de VPRO in een documentaire over relschoppers in Amsterdam-West flitsen van een foto van fotograaf Willem Middelkoop laten zien. In deze uitspraak komen alle voorwaarden van een geldig citaat op heldere wijze ter sprake: de context waarin het citaat wordt overgenomen moet serieus en zakelijk zijn, het geciteerde werk moet rechtmatig zijn openbaar gemaakt, de omvang van het citaat moet functioneel zijn, de persoonlijkheidsrechten moeten in acht zijn genomen en er moet zo mogelijk bron- en naamsvermelding plaatsvinden.
In de vorige paragraaf zagen we dat het weekblad Aktueel bij de publicatie van de naaktfoto's van Madonna van de rechter geen beroep mocht doen op de reportage-exceptie. In hetzelfde vonnis bepaalde de rechter echter dat het blad in dit verband wel een beroep mocht doen op het citaatrecht. De foto´s dienden namelijk als voorbeeld bij het desbetreffende artikel.
Ook in de juridische literatuur bestaan verschillende visies op de vraag in hoeverre een foto als citaat is toegestaan. Zo stellen Spoor, Verkade & Visser: "Het opnemen van een toepasselijke foto kan ons inziens gelden als citeren, ook al gaat het in de context niet om het werk van deze fotograaf, doch om het onderwerp van de foto." Wichers Hoeth meent daarentegen: "[...] een aanhaling die niet het werk zelf betreft maar slechts hetgeen door het werk wordt afgebeeld (denk aan foto's) en wordt gebruikt ter illustratie van iets anders dan een bespreking enz. van het werk zelf, levert ons inziens geen citaat op [...]." En ook Van Lingen lijkt deze mening toegedaan. "Voor het overnemen van een foto van een sculptuur in een kunsthistorisch boek is dus geen toestemming van de beeldhouwer vereist, wel echter van de fotograaf tenzij het formaat van de overgenomen foto sterk afwijkt."
De opvattingen van Wichers Hoeth en Van Lingen sluiten beter aan bij het systeem van de wettelijke excepties. In de vorige paragraaf zagen we al dat een beroep op de reportage-exceptie alleen slaagt indien de foto zelf (en dus niet de afbeelding op die foto) onderwerp van een actuele gebeurtenis is. Dit zou ook voor het beeldcitaat moeten gelden: een beroep op het citaatrecht slaagt alleen indien de foto zelf (en dus niet de afbeelding op die foto) onderwerp van een citaat is. Bovendien zou het onredelijk zijn foto's op dit punt achter te stellen bij andere kunstuitingen. Ten onrechte volgen sommige rechterlijke uitspraken de opvatting van Spoor, Verkade & Visser. Onlangs gaf de rechter Uitgeverij 010 gelijk in een zaak die was aangespannen door het Nederlands fotomuseum. In het boek Hugh Maaskant, architect van de vooruitgang had de uitgeverij zonder toestemming een groot aantal foto's opgenomen van gebouwen die door Maaskant ontworpen zijn. De rechter wees een beroep van de uitgeverij op het citaatrecht toe. "Daaraan doet niet af dat de teksten gaan over de gefotografeerde onderwerpen en niet over de foto's zelf." Op grond van het voorgaande is dit aspect nu juist cruciaal en zou daar dus wel degelijk aan af moeten doen.
Onderwijs en wetenschap
Een strikte toepassing van het auteursrecht zou onderwijs en wetenschap te veel belemmeren. Daarom kent de wet op dat gebied een aantal beperkingen. Onderwijsinstellingen mogen zonder toestemming van de rechthebbenden voordrachten en voorstellingen vertonen. Denk aan schoolradio en –tv en de op school gebruikte muziekopnamen, cd-roms, dvd's en dergelijke. Voor dit gebruik 'in de klas' hoeven zij ook geen vergoeding te betalen. Wel moet er sprake zijn van een leerplan of wetenschappelijk doel en moet het gaan om een onderwijsinstelling zonder winstoogmerk, zoals openbare en bijzondere onderwijsinstellingen en universiteiten.
Daarnaast mogen zonder toestemming van de auteur gedeelten van werken of korte gehele werken overgenomen worden die bestemd zijn als toelichting bij (en dus niet ter vervanging van) het onderwijs. Voor educatieve doeleinden mag in omvang meer worden overgenomen dan onder het citaatrecht mogelijk is. Wel moet de omvang van de gedeelten of korte werken 'redelijk' zijn. Wat dat is, zal per geval moeten worden bekeken. Foto's mogen bijvoorbeeld wel altijd geheel worden overgenomen, maar weer niet een groot aantal van dezelfde fotograaf.
Anders dan geldt voor citaten moet voor dit educatieve en wetenschappelijke gebruik – dus als toelichting op het onderwijs – wel een billijke vergoeding betaald worden. De hoogte daarvan dient door alle betrokkenen individueel en vooraf te worden bepaald. Het gaat hier dus niet om een collectief recht (zie hoofdstuk 7). Niettemin bestaan er hierover in Nederland verschillende brancheafspraken, zoals die tussen het Nederlandse Uitgeversverbond en de verschillende onderwijsinstellingen en universiteiten. Andere voorwaarden voor dit gebruik zijn dat het werk waaruit geciteerd wordt rechtmatig openbaar moet zijn gemaakt. Daarnaast moeten de persoonlijkheidsrechten in acht worden genomen en voor zover redelijkerwijs mogelijk moet de bron, waaronder de naam van de auteur, op duidelijke wijze worden vermeld.
Tot slot is er nog een aantal restricties voor het gebruik van werken door onderwijsinstellingen in readers en andere compilatiewerken. Er mag niet te veel van dezelfde auteur worden overgenomen en afbeeldingen van foto's, werken van beeldende kunst en werken van toegepaste kunst moeten qua formaat en werkwijze afwijken van het origineel. Dat kan bijvoorbeeld door foto's kleiner te maken of door ze over te nemen in zwart-wit in plaats van kleur (al hoewel dat laatste in strijd zou kunnen zijn met de persoonlijkheidsrechten van de fotograaf). Voor readers geldt ook nog de restrictie dat als de over te nemen werken eerder met twee of meer 'verenigd' openbaar gemaakt werden, er maar één mag worden overgenomen. Als bijvoorbeeld een fotograaf tijdens een expositie een serie nieuwe foto's aan het publiek toont, mag een reader maar één foto uit die nieuwe serie bevatten. Pas wel op bij fotosequenties; één uit het verband van de sequentie genomen foto kan eveneens in strijd zijn met de persoonlijkheidsrechten van de fotograaf.
Openbare kunstwerken
Op grond van artikel 18 van de Auteurswet is het toegestaan om bouw- en beeldhouwwerken die zijn gemaakt om permanent in openbare plaatsen te worden geplaatst, op tweedimensionale wijze af te beelden zoals ze zich aldaar bevinden. Hoewel de Auteurswet foto's niet met name noemt, is het waarschijnlijk dat ook die onder deze beperking vallen. De beperking is vooral gunstig voor fotografen die auteursrechtelijk beschermde gebouwen en kunstwerken in de openbare ruimte fotograferen. Ook het afbeelden van foto's met dergelijke openbare werken in reisgidsen, kunstboeken en op ansichtkaarten valt binnen deze beperking. Hiermee wordt tegemoetgekomen aan de maatschappelijke behoefte om beelden die tot het 'straatbeeld' en daarmee tot ieders leefwereld behoren, te mogen afbeelden. In Duitsland spreekt men ook wel van die Straßebildfreiheit. Voldoet men aan alle volgende voorwaarden, dan mag de fotograaf het kunstwerk afbeelden zonder toestemming van de maker. Daarbij maakt het dan niet uit of het kunstwerk wél of niet de hoofdvoorstelling vormt.
Artikel 18 van de Auteurswet geldt alleen als het af te beelden kunstwerk gemaakt is om permanent in een openbare plaats te worden geplaatst. Dit laatste begrip omvat meer dan alleen de openbare weg. Onder openbare plaatsen vallen bijvoorbeeld ook voor publiek vrij toegankelijke parken of gebouwen, zoals stationshallen en gemeentehuizen. Niet-openbare plaatsen, zoals musea, scholen, operagebouwen en niet publiekelijk toegankelijke beeldentuinen vallen niet onder deze regeling. Maar gebouwen op niet publiekelijk toegankelijke plaatsen die toch door iedereen kunnen worden waargenomen, mogen weer wel zonder toestemming van de rechthebbende worden afgebeeld. Dat blijkt uit een rechterlijke uitspraak uit 2005 over het gebruik van een aantal 'bio-ecologische' woningen (ook wel aangeduid als 'Leguaanwoningen') op een foto in een reclame-uiting van de Friesland Bank. De rechthebbende meende dat hier sprake was van een auteursrechtelijke inbreuk. De rechter bepaalde echter dat het gebruik onder artikel 18 van de Auteurswet viel. De Leguaanwoningen staan weliswaar op een niet voor iedereen vrij toegankelijk vakantiepark, maar zijn evenwel zichtbaar vanaf de openbare weg en het water waaraan zij zijn gelegen. De woningen kunnen door iedereen worden waargenomen en behoren daardoor tot het publieke domein.
Het begrip 'permanent' wordt in de wet nergens verduidelijkt. Betekent het eeuwigdurend of is tien jaar voldoende? Vooralsnog mogen we ervan uitgaan dat kunstwerken op tijdelijke tentoonstellingen in de openbare ruimte niet onder deze beperking vallen, maar graffiti waarschijnlijk weer wel. De eis dat een bouw- en beeldhouwwerk wordt afgebeeld zoals het zich aldaar bevindt, betekent dat het werk niet uit zijn omgeving mag worden gelicht. In de zojuist genoemde uitspraak over Leguaanwoningen oordeelde de rechter dat de desbetreffende foto voldeed aan deze eis. Naast een aantal woningen waren ook water, riet, bomen en lucht zichtbaar. Omgekeerd zal het niet zijn toegestaan om zonder toestemming van de rechthebbende een close-up foto van de Erasmusbrug te publiceren of een detail van het beeld 'De verwoeste stad' van Zadkine voor een logo of op een sleutelhanger.
Overigens zijn het niet alleen architecten die op grond van het auteursrecht op kunnen komen tegen het ongeautoriseerd afbeelden van bouwwerken. Soms kan ook de eigenaar of bewoner van een huis bezwaar maken wanneer zijn woning wordt afgebeeld. De juridische grondslag hiervoor is echter niet het auteursrecht, maar het eigendoms- en privacyrecht. Meer hierover staat in paragraaf 7.3.
Incidentele verwerking
Op grond van artikel 18a van de Auteurswet mogen auteursrechtelijke werken zonder toestemming van de auteursrechthebbende worden gebruikt in andere werken zolang dit incidenteel gebeurt en die werken een zeer ondergeschikte rol spelen. Deze beperking is voor vrijwel alle fotografen gunstig. Een fotograaf krijgt namelijk vaak één of meer auteursrechtelijk beschermde werken in beeld. Het zou ondoenlijk zijn als hij telkens toestemming zou moeten vragen aan alle auteursrechthebbenden. Deze beperking zorgt dan ook voor de nodige uitkomst. Denk bijvoorbeeld aan een fotoreportage waarbij terloops winkelgevels, reclame-uitingen, steigerdoeken, auto's, terrasstoelen, muurschilderingen, maar ook foto's in beeld komen. Verder kunnen we bij deze beperking denken aan het in beeld brengen van auteursrechtelijk beschermde kleding in bijvoorbeeld een interview, bepaalde auteursrechtelijk beschermde voorwerpen in een interieur foto voor een interieur magazine, tatoeages op het lichaam van een naaktmodel of clublogo's bij voetballers in actie.
Deze nieuwe bepaling is voor velerlei uitleg vatbaar. De rechtspraak zal de komende jaren dan ook moeten uitwijzen wat onder deze beperking uiteindelijk wel en niet toelaatbaar is. De eerste uitspraak op dit gebied betrof een rechtszaak uit 2005 over wandschilderingen in graffiti-stijl in het voetbalstadion Amsterdam Arena. De kunstenaar Tellegen had op verzoek van Ajax deze schilderingen aangebracht op een betonnen stuk van één van de tribunes. Een fabrikant van computergames had de videogame 'Club Football 2005 Ajax' ontwikkeld waarin de Arena wordt weergegeven en waarin de speler een virtuele voetbalwedstrijd kan spelen met voetballers, scheidsrechters en publiek. Als onderdeel van het stadion is een weergave van de door Tellegen gemaakte wandschildering zichtbaar wanneer de virtuele spelers zich daar begeven. De kunstenaar meende dat de spelfabrikant voor dit commerciële gebruik toestemming had moeten vragen, maar de rechter wees de eisen van Tellegen af. Niet omdat de Arena op grond van artikel 18 van de Auteurswet een openbare plaats zou zijn. Een stadion is nu eenmaal beperkt toegankelijk. Om een andere reden vond de rechter dat er geen inbreuk was gepleegd: de wandschildering zou een te onbelangrijk onderdeel uitmaken van de videogame. De wandschildering zou niet (substantieel) bijdragen aan de aantrekkelijkheid en dus de economische waarde van het spel. Het feit dat de wandschildering zich in de Arena bevindt en de fabrikant de Arena zo waarheidsgetrouw mogelijk heeft willen weergeven, veranderden hier volgens de rechter niets aan. Een enkele kanttekening bij deze uitspraak is echter wel op zijn plaats. Hoe kan een rechter goed beoordelen of een auteursrechtelijk werk substantieel bijdraagt aan de waarde van een videogame? Dit keer oordeelde de rechter van niet, maar zou dat ook gelden voor het stadion als geheel? Stel dat de auteursrechten op de Arena nog bij de architect zouden liggen. Zou die zich dan wel met succes hebben kunnen verzetten? Waar ligt de grens en hoe willekeurig komt die tot stand? Sommige juristen betwijfelen om die reden dan ook of het criterium van de economische waarde wel zo geschikt is bij de toepassing van artikel 18a.
Kopiëren voor eigen gebruik
Op grond van artikel 16b van de Auteurswet mag iedereen zonder vergoedingsplicht traditionele vormen van kopieën maken voor eigen oefening, studie of gebruik. Voorbeelden hiervan zijn overschrijven, natekenen, naschilderen, fotokopiëren, uitprinten maar ook het niet-digitaal fotograferen. Deze regeling is niet van toepassing op digitale databanken en computerprogramma's. Voor het maken van privékopieën op moderne informatiedragers, zoals magnetische audio- en videobanden, cd's en dvd's, is men echter wel vergoeding verschuldigd (in de vorm van een heffing op de winkelprijs; deze zogenaamde thuiskopieheffing staat nader beschreven in paragraaf 7.4).
Deze beperking is ook van toepassing op foto's. Zo is het bijvoorbeeld toegestaan om zonder toestemming een foto uit een tijdschrift te kopiëren en thuis in een lijstje op te hangen. Datzelfde geldt voor uitgeprinte foto's van het internet. De fotograaf kan zich dus niet verzetten tegen dit thuisgebruik. Anders is het wanneer de ingelijste foto aan derden wordt verkocht of geschonken. Ook voor het gebruik van foto's op bijvoorbeeld geboortekaartjes is toestemming van de fotograaf vereist, aangezien dit de privésituatie te buiten gaat. Alleen als het om een portretfoto gaat die in opdracht van de geportretteerde zelf is gemaakt, is geen toestemming van de fotograaf vereist (zie paragraaf 6.5). Maar verder is voor elk gebruik buiten de privésfeer toestemming van de fotograaf nodig.
In geen geval mag de privékopie een commercieel oogmerk dienen. Het moge duidelijk zijn dat het kopiëren voor (interne) bedrijfsdoeleinden geen privégebruik is. Daarbij doet de omvang van het bedrijf niet terzake noch het feit dat de onderneming vanuit de eigen zolder of bijkeuken wordt bestierd. Voor het fotokopiëren in bedrijven geldt de reproregeling die in paragraaf 7.5 aan de orde komt. Wel mag de gebruiker een kopieerwinkel opdracht geven om een privékopie te maken. Afgifte aan derden is niet toegestaan, tenzij dit gebeurt in het kader van een rechterlijke of bestuurlijke procedure. Het aantal toegestane kopieën is beperkt. De meeste juristen gaan uit van twee tot drie exemplaren.
Opsporingsbelang
Artikel 22 lid 1 van de Auteurswet bepaalt dat justitie in het belang van de openbare veiligheid en ter opsporing van verdachten van misdrijven afbeeldingen van welke aard ook openbaar mag maken. Zonder toestemming van de fotograaf mogen dus ook foto's van slachtoffers, vermisten of voortvluchtige verdachten in de media worden getoond. Er bestaat geen verplichting tot naamsvermelding van de fotograaf evenmin als een vergoedingsplicht. In paragraaf 7.13 komt deze beperking overigens ook ter sprake in het kader van het portretrecht.
Uitputting
Als een fotograaf een afdruk van zijn foto verkoopt of weggeeft, blijft het auteursrecht bij hem. De koper of ontvanger van de afdruk verkrijgt alleen het eigendom op het stoffelijke exemplaar. Op grond van het auteursrecht van de fotograaf mag de eigenaar deze foto niet kopiëren of publiceren of op een andere manier exploiteren. De fotograaf kan zich echter niet verzetten tegen verdere verspreiding van die afdruk. De eigenaar heeft dus geen toestemming van de fotograaf nodig – en is ook geen vergoeding verschuldigd – wanneer hij de foto op zijn beurt wil weggeven of doorverkopen. Het auteursrecht van de fotograaf moet in dit geval wijken voor het eigendomsrecht van de eigenaar van de afdruk. Het is de eigenaar van een fotoboek, krant of tijdschrift daarentegen niet toegestaan om daaruit foto's te knippen en die al dan niet ingelijst ter verkoop aan te bieden.
Artikel 23 van de Auteurswet bevat nog een beperking van het auteursrecht die voor fotografen van belang kan zijn. Normaal gesproken mag alleen de fotograaf zijn werk openbaar maken. Niettemin staat artikel 23 toe dat eigenaren van een teken-, schilder-, bouw- of beeldhouwwerk of een werk van toegepaste kunst het werk verveelvoudigen of openbaarmaken voor zover dit noodzakelijk is voor openbare tentoonstelling of openbare verkopen van dat werk. Op grond hiervan mogen bijvoorbeeld musea en veilinghuizen dergelijke werken in een catalogus afbeelden als zij die werken tentoonstellen of veilen. Alhoewel dat niet uit de letterlijke tekst blijkt, kunnen we aannemen dat artikel 23 ook op fotobeelden van toepassing is. Daarom mag de eigenaar van een foto deze niet alleen thuis maar ook in de ontvangstkamer van zijn kantoor ophangen en door zijn klanten laten bekijken.
Eigendom op fotoarchieven
Overigens is het eigendomsrecht op fotoafdrukken ook van belang waar het gaat om de grote hoeveelheid foto's die zich al jaren in de Nederlandse fotoarchieven bevinden. In het verleden lieten fotografen na een voltooide opdracht vaak een of meer fotoafdrukken achter in het archief van de opdrachtgever zonder daarover specifieke afspraken te maken. Een veelgestelde vraag is dan ook hoe het zit met de eigendom op deze foto's en de zorgplicht van de archiefhouder. Wie mag zich eigenaar noemen: de archiefhouder of de fotograaf? Mogen dergelijke archieven bijvoorbeeld zonder toestemming van de fotografen zomaar worden doorverkocht of vernietigd? De rechter heeft in het verleden enkele malen beslist dat de fotograaf zich eigenaar kon blijven noemen van jarenlang gearchiveerde foto's. Toch werd in 2005 in eenzelfde soort kwestie juist een archiefhouder in het gelijk gesteld. Nadat een fotograaf in een periode van vijfentwintig jaar duizenden foto's bij het dagblad De Limburger had ingeleverd, had hij er vervolgens niet meer naar omgekeken. Hij had nooit bij de levering vermeld dat de foto's zijn eigendom bleven. De rechter meende daarom dat de fotograaf afstand van de foto's had gedaan en dat het De Limburger vrij stond om de foto's te vernietigen. Inmiddels zijn diverse partijen in de branche begonnen met het opstellen van een archievenconvenant. Dat zal ook ingaan op de vraag hoe archieven zouden moeten omgaan met digitale bestanden.
Arenarecht
Het zogenaamde arena- of huisrecht van voetbalclubs is weliswaar geen wettelijke beperking, maar evengoed een feitelijke beperking van de mogelijkheden en vrijheden van (sport)fotografen. Het arenarecht vloeit voort uit een conflict uit de jaren tachtig tussen de KNVB en de NOS. De reportages van het veelbeluisterde radioprogramma 'Langs de Lijn' waren de KNVB in toenemende mate een doorn in het oog geworden. Volgens de bond hadden die mede bijgedragen aan het sterk gedaalde aantal stadionbezoekers in die tijd. De financiële vergoeding die de KNVB hiervoor vervolgens bedong, was volgens de NOS in strijd met de persvrijheid. Niettemin stelde de rechter de KNVB in het gelijk, aangezien de bond als gebruiker van de stadions gerechtigd was omroeporganisaties op (financiële) voorwaarden tot zijn terreinen toe te laten.
Ruim tien jaar later bracht de rechter een nuance aan op dit arenarecht. In 2003 werd namelijk uitgemaakt dat de uitzendrechten op de thuiswedstrijden niet aan de KNVB maar aan de individuele clubs toekomen. Ook sportfotografen zijn gebonden aan het arenarecht van de voetbalclubs. Dit leidde in 2004 tot een kort geding tussen sportfotografen en de betaalde voetbalclubs, nadat die hadden aangekondigd de handelingsvrijheid van fotografen in de stadions te zullen inperken. Zo zouden zij niet langer 'imago-schadende' foto's van bijvoorbeeld rellen op de tribunes mogen fotograferen. Het conflict werd op het laatste moment opgelost zonder tussenkomst van de rechter. Fotografen behouden zodoende de komende jaren de toestemming om in vrijheid langs de Nederlandse lijnen te fotograferen. Wel hebben de clubs bedongen dat de foto's tijdens en kort na wedstrijden niet via mobiele telefoons met ingebouwde camera's mogen worden verspreid. Ook heeft de wereldvoetbalbond FIFA bedongen dat foto's van de wedstrijden pas na het laatste fluitsignaal in de media mogen verschijnen. De bond beroept zich hierbij op bestaande contracten met aanbieders van mobiele telefonie. In deze contracten zou staan dat andere partijen pas twee uur na de wedstrijden beelden mogen gebruiken.